Skip to Content

16 veelgemaakte fouten bij het planten in moestuinen

Als je dit jaar je moestuin goed wilt beginnen, is het verstandig om voorbereid te zijn op alles wat kan komen. Toch gebeurt het vaak dat we, ondanks zorgvuldig plannen en het verzorgen van zaailingen, toch tekortschieten.

Maar niet dit voorjaar.

Ik neem je mee door enkele veelgemaakte fouten bij het planten, zodat je jouw groentetuin direct goed op weg helpt.

Laten we er meteen induiken.

1. Niet vooruit plannen


Een van de meest gemaakte fouten door beginnende tuiniers, en ook een die ik zelf maakte, is het zonder plan uitplanten van zaden en zaailingen.

Ik bedoel hiermee alles wat je doet vóór de plantdatum: het regelmatig controleren van het weer, het noteren van de exacte plantdata voor elke groente, en het reserveren van een paar dagen of een weekend voor het planten.

Zorg dat je al het benodigde gereedschap bij de hand hebt. Denk aan meststoffen, compost en andere bodemverbeteraars. Maak een lijst van alles wat je moet kopen of vervangen, zoals gescheurde handschoenen, gebroken spades, gieters, beendermeel, enzovoort.

En als je nog geen indelingsplan hebt gemaakt met de exacte plek voor elke plant, is dit het moment om dat te doen.

2. Geen rekening houden met volwassen grootte
Dit heb ik zelf op de harde manier geleerd. Toen ik mijn eerste moestuin begon, dacht ik dat ik goed bezig was met mijn kennis over plantafstand.

Het klopt dat ik mijn planten van dezelfde soort voldoende uit elkaar zette. Maar ik hield geen rekening met hoe hun uiteindelijke grootte andere groenten zou beïnvloeden, en mijn tomaten overwoekerden mijn komkommers.

Het is soms lastig om alles te visualiseren, maar het wordt makkelijker na verloop van tijd.

Overbeplanting gebeurt vaak zodra twee gewassen beide hun volwassen formaat bereiken. Vergeet niet dat elke plant ruimte nodig heeft om te groeien en vrucht te dragen. Een goede afstand (zowel tussen planten van dezelfde soort als tussen verschillende soorten) zorgt ervoor dat ze genoeg vocht en voedingsstoffen krijgen voor een rijke oogst.

Een van de beste tips die ik ooit kreeg, was om foto’s te maken van mijn overvolle tuin. Zo wist ik het jaar erna hoe groot bepaalde groenten werden en kon ik daar beter rekening mee houden.

Je kunt de grootte van planten ook in je voordeel gebruiken. Bijvoorbeeld door tomaten en sla samen te kweken: de grote tomatenplanten geven schaduw aan de sla, waardoor die minder snel doorschiet, terwijl de sla het onkruid onderdrukt.

Mijn laatste advies hierbij is dat het niet erg is om fouten te maken met plantafstand, maar kies liever voor iets te veel ruimte dan te weinig. Eventuele lege plekken kun je altijd opvullen met wortels, Oost-Indische kers en andere compacte gewassen.

P.S. Als je weinig ruimte hebt, kun je verticaal tuinieren. Courgettes, komkommers, tomaten en stokbonen zijn daar uitstekende keuzes voor.

3. Tot het laatste moment wachten

Een fout die ik niet nog eens maak, is het op het laatste moment kopen van zaden en zaailingen. De zaailingen sloegen slecht aan en de kieming was waardeloos. Het ergste was dat ik niet eens alles kon krijgen wat ik wilde.

Het zit zo: als je zelf zaden wilt opkweken, koop ze dan zodra de catalogi beschikbaar zijn, en liefst nog eerder dan de zaailingen.

Als je ze niet vroeg in het seizoen koopt, zul je waarschijnlijk een heel jaar moeten wachten tot ze weer verkrijgbaar zijn.

Hetzelfde geldt voor het kopen van zaailingen. Gezonde en sterke exemplaren zijn in een oogwenk uitverkocht. Wil je bijvoorbeeld een paar tomatenplanten meenemen, koop ze dan vroeg bij je lokale kwekerij voordat ze op zijn.

Je kunt zelfs van tevoren bellen naar je favoriete winkel om te vragen wanneer hun zaailingen klaarstaan, zodat je niets mist.

4. Geen bodemanalyse uitvoeren
Jarenlang testte ik mijn bodem niet, met als gevolg een ondergemiddelde oogst. Ik gebruikte gewoon willekeurige meststoffen zonder te weten of dat was wat mijn planten nodig hadden.

En telkens wanneer mijn planten traag groeiden, slap hingen of weinig vrucht droegen, gaf ik ze gewoon meer voeding. Dat hielp soms een beetje, maar niet genoeg, omdat ik niet wist welke voedingsstoffen ze écht nodig hadden.

Een manier om een hoge opbrengst te garanderen, is door je bodem te testen. Zo weet je precies wat je planten nodig hebben en voorkom je dat je te veel van het ene en te weinig van het andere toevoegt.

Te veel stikstof bijvoorbeeld, zorgt voor veel stengels en blad, maar weinig vrucht.

Daarnaast kan constant bemesten leiden tot overbemesting en giftige afspoeling, wat ook je andere planten kan schaden – allemaal te voorkomen door een bodemanalyse.

Bodemtesten vertellen je ook de samenstelling van je grond. Misschien heb je geen extra voedingsstoffen nodig, maar moet je juist iets doen aan een te zanderige of kleiachtige structuur.

Ze geven bovendien het pH-niveau aan, wat belangrijk is omdat planten alleen bij hun ideale pH voedingsstoffen goed opnemen.

Test dus je bodem voordat je ook maar één groente plant en pas hem aan waar nodig.

5. Vergeten zaden te weken

Toen ik net begon met tuinieren, dacht ik hier geen seconde over na. Ik kreeg een paar kumquatzaden, pelde ze en stopte ze direct in de grond.

Ik was behoorlijk teleurgesteld toen ze niet ontkiemden, maar ik leerde mijn les – dat was de laatste keer dat ik zaden niet vooraf weekte.

Je kunt ze gewoon een nacht in water laten weken, of laten kiemen in een vochtig keukenpapiertje in een hersluitbaar zakje.

Het is natuurlijk niet strikt noodzakelijk, sommige zaden zullen alsnog ontkiemen, maar ik voorkom liever de teleurstelling van mislukte kieming. Het kost weinig moeite en maakt een groot verschil.

6. Pootaardappelen niet laten verharden voor het planten
Veel tuiniers, waaronder ikzelf, slaan het kweken van aardappelen over omdat ze zo goedkoop in de winkel liggen. Maar sinds ik mijn eigen oogst heb, wil ik nooit meer terug.

Het planten is al een plezier, maar het oogsten voelt als een ware schattenjacht – en de voldoening van die grote knollen is onbetaalbaar.

Een stap die ik altijd uitvoer, is het laten voorkiemen van aardappelen (chitten). Het is niet per se nodig, maar ik merk dat het vaak zorgt voor een eerdere en soms grotere oogst.

Iets wat wél echt je opbrengst verhoogt, is grote pootaardappelen in tweeën (of meer) snijden, mits elk stuk minstens één oog heeft. Laat deze stukken daarna één à twee dagen drogen op een droge plek, zodat er een eeltlaag (callus) vormt. Zo voorkom je dat ze gaan rotten in de grond.

7. Zaailingen niet afharden

Een veelgemaakte fout bij het uitplanten is dat zaailingen niet worden afgehard.

Ik wist niet dat jonge plantjes eerst moeten wennen aan volle zon, wind, temperatuurschommelingen en andere omstandigheden buiten. Binnen of in de kas hebben ze daar geen ervaring mee.

Als je ze zonder gewenning direct buiten zet, krijgen ze vaak een transplantatieschok en sterven ze mogelijk af.

Gelukkig kost afharden maar ongeveer een week. Zet je zaailingen eerst een à twee uur buiten op een beschutte plek, haal ze daarna weer binnen, en verleng dit dagelijks met een half uur.

Laat ze geleidelijk wennen aan meer zonlicht en langere buitentijd. Als ze een hele dag én nacht buiten kunnen blijven, zijn ze klaar voor uitplant.

Koop je commerciële zaailingen, dan is afharden meestal niet nodig, omdat deze vaak al aan buitenomstandigheden gewend zijn.

Pro tip: geef tijdens het afharden wat vaker water, want de potgrond droogt sneller uit.

8. Te vroeg of te laat planten
Ik geef toe dat ik jarenlang te vroeg plantte, simpelweg omdat het in het voorjaar al lekker warm leek.

Maar het weer in het voorjaar kan verraderlijk zijn: voor je het weet, komt er nog nachtvorst. De beste manier om dat te voorkomen, is door te weten in welke klimaatzone je zit en te achterhalen wanneer gemiddeld de laatste nachtvorst valt.

Plant pas een paar dagen na die datum, en houd altijd het weerbericht in de gaten.

Te laat planten kan ook problemen geven, vooral bij groenten die koelere temperaturen prefereren, zoals bladgroenten en kolen. In de warmte schieten ze snel door en worden ze bitter.

Schrijf elk jaar op wanneer je geplant hebt, welke temperaturen er waren en hoe het ging, zodat je kunt bijsturen.

9. Het weerbericht niet checken
Een paar dagen van tevoren kijken is niet genoeg. Een plotselinge koudegolf of hittegolf kan je hele oogst verpesten.

Check altijd het 10-daagse weerbericht en let vooral op de nachttemperaturen. Plant alleen als er geen vorst wordt voorspeld.

10. Geen bodemverbeteraars gebruiken

Compost verbetert de structuur en vruchtbaarheid van de grond, meststoffen voegen alleen voedingsstoffen toe.

Doe bij het planten in elk plantgat wat je bodem op dat moment nodig heeft, op basis van een bodemanalyse. Dat bespaart producten, voorkomt uitspoeling en is beter voor het milieu.

11. De wortelkluit niet losmaken
Veel gekochte zaailingen zijn ‘wortelgebonden’, omdat ze te lang in een kleine pot hebben gestaan.

Knijp de kluit zachtjes en trek de wortels een beetje los, zodat ze beter kunnen uitgroeien in de volle grond. Let op: sommige planten verdragen dit niet goed, dus check altijd per soort.

12. Tomaten te ondiep planten

Tomaten kunnen extra wortels vormen langs de stengel. Plant ze daarom dieper of leg ze schuin in de grond, zodat ze meer voedingsstoffen en water kunnen opnemen en sneller groeien.

13. Geen water geven na het uitplanten
Zaailingen hebben direct na het planten water nodig, ook als het die nacht geregend heeft of de potgrond vochtig aanvoelt. Hun wortels reiken nog niet diep genoeg.

Geef om de dag of dagelijks water in de eerste week, afhankelijk van zon en temperatuur.

14. Niet mulchen

Mulch voorkomt onkruidgroei, houdt vocht vast en voegt voedingsstoffen toe aan de bodem. Breng het aan zodra de bodem warm genoeg is en je zaailingen geplant zijn.

15. Te laat steunen plaatsen
Plaats steunen, rekken of kooien vóórdat je uitplant, zodat je de wortels niet beschadigt. De planten zullen er snel in groeien.

16. Kruiden niet terugsnoeien

Knip toppen af om nieuwe groei te stimuleren en verwijder bloemen, zodat de energie naar bladgroei gaat in plaats van zaadvorming.

Je kunt experimenteren door sommige kruiden vóór en andere ná het verplanten te snoeien om te zien wat het beste werkt.