In het eerste artikel van mijn nieuwe reeks tuin van de grond af bespreek ik de basisprincipes voor het opbouwen van een stevige fundering voor je groentetuin.
Ik weet wat er komt kijken bij het beginnen van een eigen tuin vanaf nul, dus hier zijn de tips die ik destijds graag had willen horen.
Het mooie is: je hoeft niet alles tegelijk te doen! Begin klein met slechts één type tuin (bijvoorbeeld in potten) en bouw van daaruit je ervaring op.
Laten we beginnen!
1. Kies het type tuin

Er zijn verschillende soorten tuinen waaruit je kunt kiezen. De meest voorkomende zijn tuinen in de volle grond, in potten en in verhoogde bakken.
Al deze soorten zijn geschikt voor beginners, maar ik raad aan te beginnen met wat je al hebt. Heb je een paar bloempotten liggen? Probeer dan wat basilicum, salie, rozemarijn of een ander kruid dat je lekker vindt te zaaien.
Als je een mooi stukje grond hebt, maak daar dan een tuin van. Geef niet onnodig veel geld uit aan potten en verhoogde bakken als dat niet nodig is.
Onthoud: de sleutel is eenvoud. Maak het jezelf in het begin niet te moeilijk. Werk met wat je al hebt en voeg geleidelijk meer toe zodra je er klaar voor bent.
Zodra je het eerste type tuinieren onder de knie hebt, kun je met een ander experimenteren!
2. Vind de beste locatie
De sleutel tot een sterke tuinfundering die jaren meegaat, is inzicht in de juiste hoeveelheid zonlicht. Zo kun je de beste plek kiezen voor de planten die je wilt kweken.
Veel groenten houden van volle zon, maar er zijn ook soorten die juist wat schaduw in de middag nodig hebben, vooral in warmere klimaten.
De beste plek is meestal daar waar overdag weinig schaduw valt. Als je groenten tekenen van verbranding vertonen (krullende en bruine bladeren), kun je ze afdekken met een schaduwdoek.
Het is makkelijker om planten van schaduw te voorzien dan om ze meer zon te geven. Woon je in het zuiden, zoals ik, zoek dan een plek met ochtendzon en middagsschaduw.
In noordelijkere klimaten kun je het best een plek kiezen met zoveel mogelijk zonlicht. Dat is cruciaal als je warmteminnende planten wilt telen, zoals aubergines, tomaten en paprika’s.
3. Bereid de grond voor

Een van de belangrijkste stappen is het goed voorbereiden van de bodem. Gewone tuinaarde is vaak te zwaar en compact, of juist te zanderig. In beide gevallen is het geen ideale basis voor groentegroei.
Gelukkig is er één ingrediënt dat al deze problemen kan verhelpen: compost. Je kunt dit in grotere hoeveelheden kopen of zelf produceren. Ook goed verteerde mest is een uitstekend alternatief.
Wat ik persoonlijk fantastisch vind, is groenbemesting. Zaai een bedekkingsgewas, laat het groeien en maai het af voordat het zaad vormt. Veldbonen en andere peulvruchten zijn hier ideaal voor.
Ze binden stikstof in de grond en verrijken de bodem met voedingsstoffen. Zodra je ze onderwerkt, breken ze af en voegen ze extra mineralen toe.
Voeg tot slot wat meststof toe vóór het planten of verplanten van je groenten. Dit geeft ze een extra groeiboost en zorgt voor een rijkere oogst.
4. Begin met gemakkelijke groenten
Ik raad altijd aan om eenvoudig te beginnen, en dat betekent: kies voor makkelijk te telen groenten. Natuurlijk wil je planten wat je lekker vindt, maar controleer eerst of die groenten in jouw regio gemakkelijk groeien.
Enkele uitstekende keuzes voor beginners zijn aardbeien, frambozen, komkommers, paprika’s, kool en tomaten.
Deze planten vragen alleen voldoende water, veel zonlicht en een voedzame bodem.
5. Controleer de zaai- en plantdata

Een van de meest gemaakte fouten bij beginnende tuiniers is het zaaien of verplanten op het verkeerde moment.
Als je te vroeg zaait of plant, loop je het risico dat vorst of kou de groei belemmert. Doe je het te laat, dan kan hitte de planten beschadigen en blijft de oogst beperkt.
Het beste wat je kunt doen, is de laatste voorjaarsvorstdatum in jouw regio opzoeken. Houd rond die tijd de weersvoorspelling goed in de gaten. Zodra de nachttemperaturen consequent boven de 7 °c blijven, kun je beginnen met zaaien of uitplanten.
Voordat je jonge planten naar buiten brengt, is het belangrijk om ze goed af te harden. Dat vermindert de kans op transplantatieschok en voorkomt dat ze afsterven.
6. Geef je planten genoeg ruimte
De juiste plantafstand krijgt vaak te weinig aandacht. Als je planten te dicht op elkaar zet, concurreren ze om voedingsstoffen, water en zonlicht. Dat leidt tot trage groei en een magere oogst.
Bovendien verhoogt overbeplanting de kans op schimmelziekten. Minder luchtcirculatie zorgt ervoor dat het blad langer vochtig blijft, wat ideale omstandigheden biedt voor schimmelsporen.
Gelukkig bestaan er richtlijnen voor plantafstanden waarmee je kunt berekenen hoeveel ruimte elke plant nodig heeft.
Niet alle groenten vragen dezelfde afstand. Zelf geef ik liever iets meer ruimte — dat kan geen kwaad, maar te weinig ruimte wel.
Een praktische tip: als je te veel zaadjes in een klein gebied hebt gezaaid, kun je de zaailingen uitdunnen. De overtollige plantjes kun je composteren of elders uitplanten, afhankelijk van de beschikbare ruimte.
7. Wieden is nodig

Er is één ding dat we haten maar tegelijk hard nodig hebben in de tuin: wieden.
Laat je onkruid groeien naast je groenten, dan ontnemen ze vocht, zonlicht en voedingsstoffen. Bovendien zorgen ze voor overbevolking en alle problemen die daarbij horen.
Onkruid verspreidt zich snel en kan je groenten verstikken. Om dit te voorkomen, kun je mulch aanbrengen zodra je zaailingen groot genoeg zijn — hoog genoeg zodat de mulch ze niet bedekt.
Weet je nog niet welk type mulch je wilt gebruiken, of ben je er nog niet klaar voor, dan kun je het onkruid met de hand verwijderen.
Dat is mijn voorkeur, omdat het de veiligste methode is die je planten en de bodem niet schaadt.
Is je tuin echter overwoekerd, dan kun je biologische onkruidverdelgers gebruiken. Zorg er wel voor dat ze organisch zijn, zodat je geen schadelijke chemicaliën in je groenten brengt.
8. Vergeet de individuele behoeften van planten niet
Elke groente heeft haar eigen behoefte aan vocht, zonlicht en voedingsstoffen. Dat betekent dat je voor elke soort de juiste standplaats, bemesting en watergift moet kiezen.
Niet alle planten hebben volle zon of veel water nodig om te groeien. Raadpleeg daarom altijd de verzorgingsgids van elke plant om zeker te zijn van de juiste aanpak.
Daarnaast is de manier van water geven belangrijk. Een veelgemaakte fout is om midden op de dag of laat in de avond water te geven.
In de hitte verdampt het water te snel, waardoor de planten uitdrogen, terwijl het ’s nachts juist te veel blijft staan, wat wortelrot kan veroorzaken. Geef daarom water in de vroege ochtend of late namiddag.
Richt het water bovendien op de basis van de plant en probeer het blad zoveel mogelijk droog te houden. Vochtig blad vergroot de kans op meeldauw en andere schimmelziekten.
Tot slot hebben de meeste groenten minstens één extra bemesting nodig om overvloedig te produceren. Kies een evenwichtige meststof of, zoals ik, voed ze met compost.