Je kan me een app sturen met slechts een of twee woorden en ik zal nog steeds piekeren wat je zin betekende. Je kan naar me glimlachen aan de andere kant van een volle kamer en ik zal piekeren over wat dat betekende.
Ik wou dat ik wist waar andere mensen aan dachten, want ik besteed zoveel tijd aan het lezen van hun gedachten.
Het spijt me als mijn piekeren het lastig maakt om van mij te houden. Ik probeer echt geen drama te creëren waar geen drama is. Ik probeer slechts mijn hart te beschermen.
Ik wil niet de persoon zijn die overrompeld is als haar partner vreemdgaat. Ik wil niet de waarschuwingen over het hoofd zien. Ik wil niet onvoorbereid zijn.
Ik zie verraad liever aankomen. Ik wil liever weten wat er op me te wachten staat.
Omdat ik me zo’n zorgen maak om de ‘wat-als’ vragen, besteed ik teveel aandacht aan de details. Ik zie de kleine verandering in je toon en in plaats van dat ik aanneem dat je moe bent of een stressvolle dag op werk heb gehad, zal ik aannemen dat je boos op mij bent.
Dat je iets voor me verborgen houdt. Dat je niets met mij te maken wilt hebben.
Ik kom over als gevoelig omdat ik van een mug een olifant maak als er eigenlijk niets speciaals aan de hand is. Je maakt een slechte grap, en eerder dan dat ik het afwimpel, zal ik piekeren over de betekenis van de woorden.
Het meest minuscule probleem zal verveelvoudigen, zodat ik me ga afvragen of je mij stiekem niet uit kunt staan.
Ik ben altijd voorbereid op de kans dat dingen fout zullen gaan. Ik ben altijd gespannen en observeer de mensen om me heen om me voor te bereiden op wat er kan gaan gebeuren.
Zelfs als een relatie ontzettend goed gaat, zal ik een lijstje maken in m’n hoofd met op welke manieren het allemaal kapot zou kunnen gaan.
Ik zou kunnen worden genegeerd. De ander zou vreemd kunnen gaan. Ik zou gedumpt kunnen worden.
Mijn hart zou verbrijzeld kunnen worden en ik zou dan jaren bezig zijn om de gebroken stukken weer op de juiste plek terug te stoppen.
Als de wereld mij teveel geluk gunt in een moment, dan word ik achterdochtig. Ik ga ervan uit dat er iets vreselijk staat te gebeuren om mijn emoties in balans te houden.
Als ik onder de douche sta of in mijn auto rijd, maak ik ruzie met jou in m’n hoofd. Ik zal me alle dingen inbeelden die je zou kunnen zeggen als we werkelijk in gesprek zouden zijn.
Ik word dan misschien per ongeluk boos op je, ook al heb je nog helemaal niks verkeerd gedaan. Ik maak mezelf misschien meer paranoïde dan eigenlijk zou mogen.
Het spijt me als ik stil word nadat de kleinste dingen misgaan. Het spijt me als het lijkt alsof ik altijd overdreven reageer. Het spijt me als mijn piekeren het lastig maakt om van mij te houden.
Ik probeer naar m’n hoofd te luisteren in plaats van naar m’n hart, want ik ben eerder gekwetst en ik ben bang dat het weer zal gebeuren.
Ik ben bang dat je weg zult gaan. Ik ben bang dat je me kapot zult maken, net als de anderen die in m’n leven waren voordat jij kwam.