Verscheurd zijn tussen teveel om alles geven en helemaal nergens iets om geven.
Er werd bij mij depressie en angstigheid gediagnosticeerd in 2016, de twee “normale verkoudheden” van de geestesziekten.
Laat die bijnaam je niet voor de gek houden, want er is niets normaal aan de manier op hoe deze twee samenwerken om de functie van je brein compleet te verstoren.
Soms lijkt mijn brein te wisselen tussen depressieve en angstige episodes. Het voelt alsof ik altijd de ene voor de ander inruil, en zelden een “’goede” dag meemaak waarop ze beiden relatief stil blijven.
Als mijn angstigheid niet keihard aanslaat, dan doet mijn depressie dat wel, en vice versa.
Angstigheid en depressie functioneren eigenlijk als tegenpolen. Dit is wat makkelijker gezegd dan hoe het eigenlijk zit, maar in het algemeen kan angstigheid worden gezien als een brein dat overactief is en depressie als een niet actief genoeg brein.
Ik heb vooral geleerd om ermee om te gaan als een van de twee overheerst, maar wat mij blijft uitdagen is wanneer ze samen toeslaan.
De angstigheid wil dat ik ’s ochtends opsta. Als ik niet opsta, dan zal iemand teleurgesteld zijn, mis ik een deadline, zal iedereen denken dat ik lui ben, of ik blijf in een neerwaartse spiraal, steeds weer.
Depressie laat me juist niet opstaan. Als ik opsta moet ik mijn glimlach naar iedereen veinzen, anders kwets ik alleen maar meer mensen, of ik kan me niet concentreren, want wie kan zich nou ergens op concentreren als alles voelt als compleet nutteloos?
Als ze beide tegelijk toeslaan, blijf ik helemaal nutteloos achter. Ook al raast er van alles door mijn hoofd en wil ik niets meer dan productief zijn, zodat ik wat minder spanning voel wat betreft mijn verantwoordelijkheden, maar ik krijg mezelf niet uit bed.
Ik kan niet naar de toekomst toeleven want bij elke drukke gedachte word ik met een nieuw touw teruggetrokken.
Het doet mijn hoofd zeer – het voelt alsof mijn brein letterlijk tegen mijn schedel drukt en het nergens anders heen kan. Het zorgt voor duizeligheid en desoriëntatie; en vooral is het eindeloos frustrerend.
Het maakt de makkelijkste taken onmogelijk en ik wil gewoon naar mezelf schreeuwen “WAAROM KUN JE DAT NIET GEWOON DOEN?”
Met de schuld omgaan is nog het moeilijkst, want ik kan alleen de pijnlijke steek voelen. Ik WIL normaal kunnen functioneren, maar dat kan ik niet, en ik voel me daardoor de meest gefaalde persoon op aarde.
Feitelijk gezien weet ik dat mijn hersens ziek zijn en dat dat ervoor zorgt dat het voor mij moeilijker is om sommige dingen te doen.
Maar dan nog, ik kan niet ontsnappen aan het gewicht van het schuldgevoel dat ik niet zoals een “normaal” iemand kan zijn die “normale” dingen DOET.
Er gaat een sirene af die me vertelt mijn verantwoordelijkheden af te maken, maar er is ook eens stem die schreeuwt dat niks wat ik doe toch nut heeft, dus rol je maar om en ga maar gewoon dood, en die herrie in mijn hoofd verlamt me.
Ik ben nog midden in het proces van het leren omgaan met wanneer deze tegenovergestelde machten in mijn hoofd elkaar uitdagen. Alles wat ik echt heb geleerd is dat er niks aan te doen is dan het gewoon doorstaan.
Ik probeer voorzichtig te zijn met mezelf, ik probeer te onthouden dat er een probleem is met de chemicaliën in mijn hersenen en dat dat niet zegt dat ik een slecht persoon ben.
Aardig tegen jezelf zijn als je in gevecht bent met een geestesziekte is makkelijker gezegd dan gedaan, maar ik probeer het.