Ik geef niet snel op.
Dat weet je dondersgoed.
Al die nachten dat ik bij je was en je probeerde te helpen met het oplossen van je problemen, terwijl ik er zelf steeds meer kreeg.
Al die dagen dat ik me meer zorgen maakte om jouw welzijn dan dat van mij.
En al die maanden dat ik alles gaf om deze relatie te laten werken, tot er niks meer over was.
Dit is al het bewijs dat ik niet makkelijk opgeef.
Dit is het bewijs dat als ik een keuze maak, als ik me ergens op stort, ik me daaraan hou.
Als ik iets beloof, kom ik dat na.
Maar ik kan niet langer de enige zijn die geeft.
Ik kan niet langer de enige zijn die een moer geeft om deze relatie, want er zijn twee mensen nodig om liefde te laten werken.
En laten we eerlijk zijn, ik was de enige.
Ik geef ons op, omdat er nooit sprake was van een ons.
Misschien in het begin, lang geleden, toen je je beloftes nog serieus nam.
Toen je nog charmant, lief, en liefdevol was.
Toen je alles was waar ik ooit van had durven dromen. Maar die tijden zijn voorbij.
Die tijden zijn nu niet meer dan verre herinneringen.
Ik geef ons op omdat ik meer verdien dan een eenzijdige relatie.
Ik verdien iemand die me zoent en zegt dat alles goed zal komen, ook al weten we beiden dat het niet zo is.
Ik verdien iemand die me het gevoel geeft dat ik geliefd ben en die er net zoveel moeite in steekt als ik.
Ik vraag je niet om alles te geven, ik vraag je niet om je hele leven op te geven om mij gelukkig te maken.
Ik vraag je niet om je leven en je dromen op stand-by te zetten, zodat ik de mijne uit kan laten komen.
Dit heb ik nooit gevraagd. Ik heb slechts gevraagd om iemand die net zoveel van mij zou houden als ik van hem.
Iemand die me respect toont, ons respect toont. Iemand die er zou zijn omdat hij dat echt wilde, niet omdat hij dat zelf nodig had.
Maar jij was nooit diegene.
Ik geef ons op omdat ik niets meer te bieden heb.
Al mijn kracht is uitgeput, al mijn liefde is niets meer dan een echo van mijn liefde in het verleden.
En het maakt me kapot. Het maakt me kapot om je in de ogen te kijken en te zien dat ze niet meer glanzen.
De glans die jij bent begonnen. En waar jij een einde aan hebt gemaakt.
Het maakt me kapot dat ik degene moet zijn die het beëindigt, maar ik denk dat dat is hoe het werkt.
Ik ben degene die ervoor zorgde dat het aan bleef en ik ben degene die het beëindigt.
Ik geef ons op, niet omdat ik er niets om geef. Verdomme, je weet dat ik er wel iets om geef.
Je weet dat ik van een brug zou springen voor je, ook al ben ik bang voor water.
Je weet dat ik al mijn ergste angsten onder ogen zou zien voor je.
Maar dat is hoe het is, ik zie mijn angsten onder ogen en pak obstakels aan, en jij doet niks.
NIKS.
Je staat aan de zijlijn, je wacht af tot alles al is gedaan. Je doet alsof ik niet bloed, alsof ik al deze littekens allang had.
Alsof ze niet door jou zijn veroorzaakt.
Ik geef ons op, niet omdat ik er niets om geef.
Maar omdat jij er niets om geeft.
Het maakt je niks uit of ik gelukkig ben of verdrietig, zolang alles maar goed gaat in jouw leven.
Het maakt je niks uit als jouw rust de mijne heeft weggenomen, zolang jij je rust maar hebt.
Wanneer zijn we zo geworden? Wanneer ben JIJ zo geworden?
Ik kan me nog steeds de man voor de geest halen waar ik verliefd op werd, de man voor wie ik dit allemaal heb gedaan. Maar die man bestaat niet meer.
De man van wie ik hield en van wie ik altijd op een bepaalde manier zal houden is hier niet.
Ik weiger te geloven dat hij er nog is. Ik weiger te geloven dat zo’n geweldige en liefdevolle man zo kan worden.
Een emotionele bloedzuiger die alleen van zichzelf houdt.
Een emotionele vampier die mijn geluk en liefde opzuigt. Of mijn rust en geestelijke gezondheid.
Ik geef ons op. Ik geef jou op.
En ik ben nu zelf het meest belangrijk, en dit had ik al veel eerder moeten doen.