Ik doe lange wandelingen; ik neem meestal mijn hond mee. Dit was een van mijn favoriete dingen om samen met jou te doen, maar jij hield er nooit van.
We hebben vorig jaar foto’s gemaakt terwijl we een wandeling maakten en je liet me weten hoe mooie was en je zoende me op de stoep. Nu loop ik in mijn eentje en huil ik.
Ik zit op een bankje en het lijkt alsof ik urenlang naar het water staar, terwijl ik me alles voor de geest haal wat we samen deden.
We gingen vaak een stukje rijden, maar telkens als ik in de auto stap en naar muziek luister, word ik herinnerd aan de liedjes die we samen zongen.
Ik weet dat je een hekel hebt aan wie ik nu ben — het roken en het drinken. Je vertelde me over je broer en je reageerde het op mij af.
Maar telkens als ik het deed dacht ik aan jou. Ik was blij om het te doen, want ik wist dat je het vreselijk zou vinden.
Je vond mijn haar leuk als het lang en stijl was; het is nu kort en krullerig. Je vond het leuk als ik me bedekte en jouw kleren droeg; ik heb al jouw kleren weggegooid en heb nieuwe gekocht.
Je vond het leuk als ik geen make-up op had; nu doe ik elke dag make-up op.
Blauw was jouw favoriete kleur; ik draag nooit meer iets blauws.
Telkens als ik een mooie auto zie, denk ik aan jou. Je wees ernaar en noemde precies het model op. Je glimlach was zo groot en briljant.
De eerste keer dat ik wist dat ik van je hield, was toen we samen op straat liepen en je zo naar me glimlachte.
Je pakte mijn hand en het gevoel van verstrengelde vingers was het beste gevoel dat ik ooit had gehad. Ik zal nooit vergeten hoe je glimlach eruitzag.
Ik ben voor jou gevallen en hard ook. Ik heb alles aan je gegeven. Ik dacht dat je mijn zielsverwant was. Het lijkt nu zo sullig, dat ik jong en gelukkig was.
Je overspoelde me altijd met kusjes, je wreef je vingers door mijn haar en je zei dat je van me hield.
Als ik nu aan je denk draait mijn maag en doet mijn borstkas fysiek pijn. Je hebt me net zo kapotgemaakt als ik jou heb verwoest.
Ik hou nog steeds van je. Jij bent verder gegaan en ik hoop dat je iemand vindt die je gelukkig maakt, maar ik ben er.
Ik ben er, ik luister naar verhalen over jou die jou andersom nooit zo erg zouden verwoesten. Ik hield meer van jou — dat weet ik zeker. Ik ben ‘s avonds laat eenzaam. Maar ook gedurende de dag.
Ik denk aan de momenten dat we knuffelden in bed en je bloemen op mijn rug tekende met je vingertoppen. Ik krijg nog steeds kippenvel als ik aan je aanraking denk. Ik kan zonder jou niet ademhalen — het voelt alsof ik verdrink.
“Vergeet hem,” zegt iedereen.
“Op den duur zal je het achter je laten,” zeggen ze.
Ik weet dat het waar is, maar je maakt desondanks nog deel uit van het leven dat ik nooit meer terug zal krijgen.
Ik heb mezelf de afgelopen maand gemarteld; er zit een gat in mijn hart waar jij ooit zat.
Nu probeer ik die leegte te vullen, maar zelfs mijn vrienden en familie kunnen het niet opvullen.
Er zijn zoveel dingen die ik je over mijn leve wil vertellen, over wat ik te weten ben gekomen, over wie ik ben geworden, maar ik kan het niet. Want je respecteert me niet, je houdt niet van me en het kan je niets schelen.
En dat is wat mij het meest kapotmaakt. Weten dat je me bij de neus hebt genomen om een perfect iemand te worden die niet rookte, dronk of feestte en die thuisbleef met haar perfecte partner.
Ik heb de beste jaren van mijn leven verspild aan iemand die helemaal niets om mij gaf. Ik zal daar de rest van mijn leven spijt van hebben.
Ik zal niet terugdenken en mijn vrienden zien als ik terugdenk aan de middelbare school, ik zal jou zien.
Ik zal je gezicht zien en de gezichten die me voor de gek hebben gehouden dat je van me hield. Ik zou zo graag terug gaan en jou nooit ontmoeten.