Vanaf het prille begin was je doodsbang dat je me zou gekwetst.
Het was zelfs een van de eerste dingen die je tegen me zei.
Een verstandiger hart zou dat hebben opgevat als waarschuwing en zou zijn gevlucht.
Een verstandiger hart zou hebben geweten dat het betekende dat je uiteindelijk precies zou doen waar je het meest bang voor was.
Je zou me kwetsen.
Maar weet je, mijn hart is nooit zo verstandig geweest.
Ze is veel: roekeloos, hoopvol, wild.
Ze is te impulsief om eerst na te denken. Ze is te veel bezig met het verlangen om je alles te geven.
Maar het is niet haar schuld. Ze is mijn hart.
Alles waar ze tot in staat was was sneller klopper elke keer dat je me aanraakte.
Ik weet dat je het hebt geprobeerd. En ik betwijfel niet dat je van me hield.
Op jouw manier. In het bijna. In de stille momenten voor de zon zou opkomen. Het was altijd iets. Maar nooit genoeg.
Nooit iets dat ik mee naar huis kon nemen tijdens Thanksgiving.
Je hield 50% van me, misschien 60% op een erg goede dag.
En ik bleef pijnlijk hangen op 150%. Misschien dacht ik dat ik zou aan kunnen vullen waar jij een gebrek aan had. Misschien kon ik meer van je houden, voor ons beiden.
Op de een of andere manier zouden we het redden. In mijn ogen was het beantwoorden van mijn gevoelens geen must. Ik wilde je gewoon dichtbij me. Ik zou je binnenlaten hoe weinig mij ook werd gegeven.
Is dat hoe verslaving begint? Ik was bereid om smoezen te verzinnen.
Ik was bereid mijn trots opzij te zetten als dat ervoor zou zorgen dat je bij me bleef slapen.
Hoe kon ik ooit klagen?
De gedachte dat ik je moest laten gaan maakte me misselijk, ik wilde alles om me heen slopen.
Ik kon geen wereld aan waarin ik moest voortbestaan zonder jou dichtbij me.
Een week nadat onze relatie uitging appte je me, “ik houd echt van je”.
Ik hoorde het toen niet.
Ik pakte altijd alle kansen aan om onze relatie te laten slagen.
Ik wilde je zo graag. Ik wilde ons zo graag. Voor alle andere zaken was ik blind.
Ik verdiende iemand die mij volledig wilde.
En jij verdiende iemand die je volledig wilde. Maar ik kon dat niet begrijpen. Toen niet.
Ik was zo boos dat je me dat appte.
Het voelde wreed. Ik heb zoveel nachten doorgebracht met een kussen dat onder de tranen zat.
Ik heb zoveel boze ochtenden doorgebracht waarop ik wakker werd uit een droom en me realiseerde dat je niet naast me lag.
Ik kon het maar niet vatten dat je van mij kon houden, maar dat het nog steeds niet genoeg zou zijn.
We zouden nooit genoeg zijn. Het kon niet van een kant komen. Het kon niet allemaal van mij afhangen.
Ik geloofde wel echt dat je van me hield.
Het zou een leugen zijn als ik beweerde dat ik me niet af en toe inbeeld wat er zou zijn gebeurd als je net zo gek op mij was geweest.
Maar de wrede waarheid? Dat was je gewoon niet. En ik vergeef het je.
Ik vergeef je dat je niet zoveel van me hield als ik van jou.
Je hebt je best gedaan. Mijn liefste, we waren gewoon niet voor elkaar bestemd.