Ik denk vaak aan je. En soms voel ik me gek, baseer ik mijn beslissingen en acties op iemand wiens mening ik niet meer kan vragen, twijfel ik over mijn keuzes vanwege woorden die ik alleen in mijn hoofd hoor, die niet meer hardop gezegd worden door jou.
Ik vraag me af waar je nu bent. Of je kaartspellen doet in de hemel, of je elke onbekende die je daar tegenkomt de oren van zijn kop kletst en je de lucht vult met het licht van je glimlach.
Ik vraag me af of je naar me kijkt, of je je hoofd schudt als ik iets ondoordachts doe, of je lacht als ik weer voor een stomme man val.
Ik vraag me af of je de andere engelen over mij vertelt, of je verhalen deelt over wie ik vroeger was en de vrouw die ik hopelijk zal worden.
Ik vraag me af of je trots op me bent, of je trots op me zou zijn, als je nog leefde.
Het is een lange weg geweest zonder jou. Ik weet dat ik niet de enige was die gekwetst was door jouw heengaan. Ik weet dat het egoïstisch is om überhaupt te denken dat mijn lijden vergelijkbaar is met wat de mensen hebben gevoeld en nog steeds voelen die dichterbij je stonden.
Maar soms als ik de golven kapot zie slaan op de rotsen aan de kust, of ik de zeemeeuwen volg terwijl ze achter de wolken duiken en ik op dat heuveltje bij mijn appartement zit, vraag ik me af wat je tegen me zou zeggen, als dat mogelijk was.
Ik vraag me af of je zou zeggen dat ik moet blijven schrijven, dat ik mijn woorden nooit verloren moet laten gaan, zelfs wanneer mijn hoop soms verlies.
Ik vraag me af of je zou zeggen dat ik alleen zou moeten blijven en me niet meer zo erg bezig moet houden met de liefde. Ik vraag me af of je me een tik op mijn arm zou geven en zou zeggen dat ik meer met God moet praten dan ik momenteel doe.
Ik vraag me af of je luistert wanneer ik bid, of jij degene bent die me in de gaten houdt, die me een duwtje geeft als ik moe ben.
Wanneer het regent en ik midden in de nacht wakker word door de druppels die op mijn raam kletteren vraag ik me af of jij mij op die manier probeert te herinneren dat je er bent en dat er van me gehouden wordt.
Ik denk aan je als het bewolkt is. Als de lucht zich klaarmaakt voor een mooie zonsondergang, maar de kleur achter de wolken schuilt en geduldig wacht.
Ik denk aan hoe kalm je altijd was, zo sereen, zelfs aan het einde. Ik denk aan hoe gek je me altijd maakte, maar het is gewoon echt zo dat we de kleine dingen het meeste missen als we die niet meer hebben.
Soms vraag ik me af wat je van me vindt. Van mijn eenkamerappartement aan het strand. Van mijn dekens die uitgespreid over mijn bed liggen en mijn notitieblokken met een slordig handschrift die op elke lege plank staan.
Van de mannen van wie ik heb gehouden, van de relaties die ik heb opgebouwd, van de woorden die ik schrijf die soms zo dichtbij komen dat het voelt alsof mijn hart op de bladzijde bloedt.
Ik vraag me af of je mijn poëzie zou lezen als je nog leefde. Of je nog steeds zou zeggen dat ik mijn mond moest houden als ik bijdehand deed. Of je nog steeds je hoofd zou schudden bij de muziek waar ik naar luister of met wie ik omga.
Ik vraag me af of je me zou vergeven dat ik niet zoveel van je heb gehouden als ik eigenlijk had moeten doen toen je er nog was.
Ik hoop dat je zou zien hoeveel ik op dit moment van je hou.
Op dagen zoals deze luister ik naar de auto’s die voorbij razen op de drukken wegen.
Ik open mijn gordijnen en kijk naar de wolken die loom door de lucht zweven. Ik herinner mezelf eraan dat dit het enige leven is wat mij is gegeven en dat ik niet het eeuwige leven heb.
Ik herinner mezelf eraan dat je tijd om was, maar dat je liefde nooit zal vervagen.
En ik zal blijven proberen om te leven zoals jij dat deed — volledig, met heel je hart, zelfs tot je je laatste adem had uitgeblazen.
Ik hoop dat ik je nagedachtenis kan eren door hoe ik leef en liefheb.
En ik hoop dat ik je trots maak, zelfs als je er niet meer bent om daar getuige van te zijn.